Tagarchief: TOEKOMST

De jeugd heeft de toekomst

S. Hermann & F. Richter kopiëren
Lees het gehele artikel

De spaarzame toestroming van jongeren betekent niet alleen dat er ‘handjes te kort’ zijn, het betekent ook dat er veel gedaan moet worden om de jongeren die wél hun blik op de sector hebben gericht, geïnteresseerd te krijgen voor jouw bedrijf en, als ze er eenmaal werken, geboeid te houden.

De coronacrisis heeft daar nog een zorg bovenop gebracht: hoe zit het met de continuïteit van projecten na de crisis? Een terugval in werkzaamheden kunnen we ons als sector om meerdere redenen niet veroorloven. Een van die redenen is dat wanneer het financieel slechter zou gaan, er mensen weggestuurd moeten worden. Volgens het ‘last in, first out’ principe zouden dat de jongeren moeten zijn dan. En juist die wil je behouden, want daar is veel in geïnvesteerd en je hebt jong bloed nodig voor je bedrijfscontinuïteit. Waar wringt toch de schoen, in deze kwestie? 

Het is alleen de kunst om te laten zien aan de toetreders op de arbeidsmarkt dat onze sector niet meer ouderwets is, wel een lange geschiedenis kent én zorgt voor een goed belegde boterham voor jaren en jaren.

Onbekend maakt onbemind

Voordat ik zelf in aanraking kwam met de sector, in mijn rol als (eind)redacteur voor dit magazine, had ik geen enkele beleving bij de GWW. Wegwerkzaamheden waren lastig, je had medelijden met de mensen die in weer en wind hun werk stonden te doen en viaducten en nieuwe snelwegen ‘stonden er ineens’. Geen seconde bij nagedacht wat daar allemaal bij komt kijken. Geen flauw benul van tenders, bouwcombinaties, duurzaamheid, rekenmodellen en disciplines die erbij komen kijken. En met mij het grootste deel van de inwoners van Nederland. De vraag rijst dan of scholen wel goede voorlichting geven aan leerlingen. Hoe kun je voor een beroep in de GWW kiezen, als je er geen beleving bij hebt? Gelukkig wordt er vanuit de branche alles aan gedaan om via sectorverenigingen en vakgroepen wel informatie op de jeugd af te vuren. Voorlichting is belangrijk, de middelen om voor te lichten worden met gemeenschappelijke investeringen online gebracht en in drukwerk aangeboden. Toch vraag ik me af wat scholen daar actief mee doen…

Wat is er nu mooier voor een starter op de arbeidsmarkt, dan de wetenschap te hebben dat het bedrijf waarvoor je werkt toekomstbestendig is?

Vooroordelen zijn er om weggenomen te worden

Niet voor niets buigt heel werkgevend Nederland zich de afgelopen jaren over het fenomeen “het nieuwe werken”. Voor veel bedrijven is het implementeren ervan een drama, omdat er een hele bedrijfscultuur omgegooid moet worden. Het nieuwe werken houdt onder andere in dat er in projectteams gewerkt wordt, niet noodzakelijkerwijs aan een bureau, het liefst ergens op een plek waar sociale ontmoetingen de boventoon voeren en dan graag via laptop of tablet. Of vanuit huis. Nu heeft corona ons wel laten zien dat thuiswerken prima kan, als je een kantoorfunctie hebt. Dan nog is het zo dat veel werkgevers opgelucht ademhalen als iedereen gewoon weer van 9 tot 5 op kantoor zit. Alles kippen in de ren, met de haan in de buurt die kan kijken of er wel genoeg eieren gelegd worden. De oudere werknemers vinden dat hoogstwaarschijnlijk prettig, om terug te gaan naar deze werkstructuur. De jongeren spreekt het om te beginnen al niet aan. Daarom kiezen zij voor ‘hippere’ beroepen, waarbij er niet gezeurd wordt over de smartphone die gebruikt wordt tijdens werktijd, je een kop thee kunt pakken wanneer je dat wilt en even socializen met je collega’s als deugd gezien wordt. Het vooroordeel dat heerst over de GWW is vooral dat het een uitermate traditionele sector is. Dat is nog waar ook, ware het niet dat steeds meer bedrijven in de GWW toch de kanteling maken naar andere werkstructuren. Corona heeft er zeker aan bijgedragen dat men het licht heeft gezien. Op afstand werken biedt namelijk ook veel voordelen. Het zou fijn zijn als de jeugd in gaat zien dat die ‘ouderwetse’ GWW rap meegroeit met de arbeidswensen van nu. 

De angst om vieze handen te krijgen heerst vrij breed onder de jeugd. In de metaalsector probeert men al jaren reclame te maken voor het feit dat zelfs de grootste metaalbewerkingsmachines aangestuurd worden via een tablet. Dat belading gebeurt via robots. Dat je als werknemer lekker ‘swipend’ je werk kunt doen. Die tablet werkt als magie. Ook de GWW digitaliseert in een rap tempo… Het zou goed zijn als er meer reclame gemaakt zou worden voor de nieuwe manieren van werken in de branche, of je nu op een graafmachine zit, of achter het bureau. 

Het nieuwe werken houdt onder andere in dat er in projectteams gewerkt wordt, niet noodzakelijkerwijs aan een bureau.

Toekomstbestendigheid is nooit uit de mode

Wat is er nu mooier voor een starter op de arbeidsmarkt, dan de wetenschap te hebben dat het bedrijf waarvoor je werkt toekomstbestendig is? Dat er doorgroeimogelijkheden zijn en je niet alleen verzekerd bent van een veilige baan, maar deze in de loop der tijd ook zelf vorm kunt geven? Laten we daar eens de focus op leggen. Werken in de ICT of communicatie (‘iets met social media doen, want dan maak ik van mijn hobby mijn werk’) is erg in trek, terwijl de onzekerheid in die takken van sport hoogtij viert. Uiteindelijk wil je als jongere toch toekomstperspectief hebben, in plaats van te hobbelen van proeftijd naar proeftijd. Toekomstbestendigheid is nooit uit de mode geweest en zal ook altijd een pré blijven. Het is alleen de kunst om te laten zien aan de toetreders op de arbeidsmarkt dat onze sector niet meer ouderwets is, wel een lange geschiedenis kent én zorgt voor een goed belegde boterham voor jaren en jaren. Het wordt tijd dat we de handen ineenslaan en een charmeoffensief starten.   

In vogelvlucht

Natuurlijk is het om praktische redenen niet mogelijk om de jeugd in al haar wensen tegemoet te treden. De mensen die de klus ‘in het veld’ moeten klaren, kunnen niet wachten tot een werknemer eindelijk eens aan komt zetten, in verband met ‘glijdende werktijden’. Een machinist die op zijn of haar mobieltje kijkt, in plaats van op de omgeving te letten, is ook niet handig. Toch kan er veel wèl gedaan worden. Zo is het niet meer van deze tijd om mensen te verbieden om parttime te werken. Vaderschapsverlof is de normaalste zaak van de wereld, daar coulant mee omgaan levert je als bedrijf pluspunten op. Kantoormedewerkers die met targets werken of in teamverband een project aanvliegen en daarbij zelf mogen kiezen vanaf welke locatie zij dat doen, zullen eerder voor jouw bedrijf kiezen dan dat van een concurrent waar een prikklok hangt. Het werk hoeft daar beslist niet onder te lijden, sterker nog, in veel gevallen gaat de kwaliteit omhoog.

Daarom kiezen zij voor ‘hippere’ beroepen, waarbij er niet gezeurd wordt over de smartphone die gebruikt wordt tijdens werktijd en even socializen met je collega’s als deugd gezien wordt.

Het probleem zit hem dus niet alleen in het enthousiast krijgen van de jeugd voor onze mooie sector, de vraag is of je er zelf als bedrijf wel klaar voor bent. Interessant zijn voor de jeugd betekent dat je bedrijfscultuur daarop ingericht moet zijn. Dan kun je als werkgever complete verandersessies organiseren, denken dat je alle bakens goed hebt staan… en dan toch verbaasd zijn over gebrek aan succes op dat vlak. Dat kan te maken hebben met het feit dat een bedrijfscultuur door mensen wordt gevormd en ‘de oude garde’ braaf ‘ja en amen’ naar het management knikt, maar ondertussen niet meewerkt op de werkvloer. Parttime medewerkers en thuiswerkers worden vaak getreiterd door de ‘nine to fivers’… Monsterboard heeft daar ooit onderzoek naar gedaan. De reden? Jaloezie, misgunning en bang voor statusverlies. Veranderen doe je met het hele bedrijf, niet alleen op papier.

De jeugd willen aantrekken betekent goede voorwaarden scheppen.

De jeugd willen aantrekken betekent dus goede voorwaarden scheppen. Goede informatie richting de scholen sturen, jongeren daar ontmoeten waar ze zijn, op social media bijvoorbeeld. Maar ook: je oudere medewerkers voorlichten, hen doordringen van het feit dat die jeugd hard nodig is. Duidelijk maken dat de nieuwe manier van werken geen privilege is die zomaar wordt toegekend aan iemand die ‘nog niet de status heeft om dat te verdienen’. Een flinke klus, maar niet onmogelijk. Weet wie er ambassadeurs zijn binnen je gelederen, om dergelijke plannen uit te voeren en zet desnoods een ‘taskforce’ op die out of the box mag denken om de jeugd aan te trekken en te zorgen dat er acceptatie komt op de werkvloer.

We zijn in onze sector een kei in het aanleggen van nieuwe wegen en het omleiden van woeste wateren, in weer en wind. Neem die goede eigenschappen mee naar binnen, je bedrijf in.   

De Pen | ‘Een volk dat leeft, bouwt aan zijn toekomst’

dsc_1362-kopieren
Lees het gehele artikel

Het 10-jarig jubileum van dit vakmagazine is een mooie gelegenheid om te kijken waar de GWW-sector anno 2019 staat. Het World Economic Forum heeft daar een uitgesproken mening over. Volgens dit toonaangevende instituut behoort onze infrastructuur dit jaar tot de top vier van de wereld.

Wie ons land bekijkt door de ogen van de buitenlander begrijpt die bewondering. Nederland is een ware openluchttentoonstelling van duurzame weg- en waterbouwkundige iconen. Ook in de afgelopen tien jaar zijn daarvan mooie voorbeelden tot stand gekomen.

Neem bijvoorbeeld de landtunnel in de A2 in Maastricht. Sinds deze tunnel in 2016 is opengesteld voor het verkeer, vervuilt het doorgaande verkeer de stad niet langer. De woonwijken die jarenlang werden gescheiden door de A2 zijn weer met elkaar verbonden. Bovenop de 2,3 kilometer lange tunnel is nu een groene loper uitgerold met nieuwe ruimte voor recreatie en wonen.

Een tweede icoon is voor mij de Markerwadden. In september 2018 is het eerste eiland geopend van een eilandenarchipel die een gezonde leefplek biedt aan vogels, vissen en waterplanten. Een mooi staaltje duurzame samenwerking tussen Rijkswaterstaat, Natuurmonumenten en de aannemer.

Een derde icoon van duurzame innovatie vind ik het circulaire viaduct bij Kampen. Dat viaduct hebben we in het afgelopen jaar samen met de markt ontwikkeld en het is inmiddels weer succesvol gedemonteerd. Waar gewone viaducten na 30 tot 50 jaar worden gesloopt, is de levensduur van dit circulaire viaduct met 200 jaar ongeveer zes keer zo lang.

Luchtfoto Oosterscheldekering, (Beeld: Thomas Fasting)

 

Uit elk van deze voorbeelden blijkt dat werken aan een gezonde, natuurlijke leefomgeving inmiddels een belangrijke competentie van ons is geworden. Die kennis en ervaring is in deze tijd waardevoller dan ooit. De samenleving verandert steeds sneller en ingrijpender. Denk bijvoorbeeld aan de energietransitie, de bevolkingsgroei, de klimaatverandering, de duurzaamheidsambitie van het kabinet en de groeiende mobiliteit. Al die ontwikkelingen raken aan gezondheid en milieu en aan de inrichting van de openbare ruimte.

Ook de komende decennia gaat ons land verder op de schop. Niet alleen om woningen te bouwen en windmolen- en zonneparken aan te leggen. Maar ook vele extra rijstroken om verkeersknelpunten op te lossen. Wat de infrastructuur betreft, zullen we vooral druk zijn met ‘houden wat we hebben’. Honderden bruggen, viaducten, sluizen en stuwen, hebben een opknapbeurt nodig of moeten worden vervangen.

Dat belooft een grote, ingewikkelde opdracht te worden. We zullen overal aan het werk zijn, en Nederland mag niet vast mag komen te staan. Aan ons is de uitdaging om overlast voor het verkeer en omwonenden te beperken. In lijn met de Omgevingswet, die in 2010 in werking treedt, gaan we burgers nog intensiever betrekken bij elke ingreep in de leefomgeving.

Het standbeeld van Cornelis Lely. Op de bronzen gedenkplaat onder dat monument prijkt de indringende spreuk: ‘Een volk dat leeft, bouwt aan zijn toekomst’. (Beeld: Henri Comont)

 

Bovendien zullen we steeds meer klimaatneutraal en circulair moeten werken. Met de Stikstof- en Pfas-problematiek hebben we een enorm complexe puzzel op te lossen. We doen er alles aan om Nederland in beweging te houden, maar het plannen van infrastructurele projecten is er niet makkelijker op geworden.

We staan dus voor een uitdagende toekomst waarbij niet alles meer kan op de manier die we gewend zijn. Zijn we daar als sector wel op voorbereid? Die vraag legde ik eind 2018 voor aan adviesbureau McKinsey. ‘Het kan alleen lukken met een vitale, gezonde, innovatieve, duurzame markt,’ zo luidt de conclusie. Dat betekent iets voor de marktsector én voor Rijkswaterstaat. De sector zal productiever moeten worden en moeten werken aan minder faalkosten en meer rendement.      

Ook Rijkswaterstaat zal in zijn rol van opdrachtgever moeten veranderen. Het is tijd om af te dalen uit onze ivoren toren. Wij moeten de omslag leren maken van ‘veel op papier naar voeten in de klei’. Rijkswaterstaat zal projecten beter moeten leren beheersen en meer inhoudelijk gaan opdrachtgeven. Bovendien willen we investeren in andere contracten en in een betere verdeling van risico’s bij projecten. Zodat bedrijven die voor ons werken een eerlijke beloning krijgen voor hun werk.

Bovendien kunnen we veel meer profiteren van nieuwe technieken, ICT en data. Om ons land klimaatbestendiger te maken, bijvoorbeeld. Maar ook om onze infrastructuur slimmer te maken. ‘Verjongen, vernieuwen en verduurzamen’, luidt ons credo. Al tijdens het renoveren van een weg, kunnen we deze verduurzamen en klaarmaken voor de mobiliteitsbehoefte van de toekomst.

De Afsluitdijk wordt het icoon van verjongen, vernieuwen en verduurzamen. (Beeld: Ivo Vrancken)

 

Dat gaat alleen lukken als we samenwerken. We zullen steeds vaker andere sectoren bij ons werk moeten betrekken en leren werken in wisselende samenstellingen. De GWW zal niet langer vanzelfsprekend de hoofdaannemer van grote projecten zijn. Als de opgave daarom vraagt, zullen steeds vaker ICT- of Elektrotechnische bedrijven de kar gaan trekken.

De toekomstige opgaven vergen, kortom, een transitie in de hele bouwsector. Zowel voor opdrachtgevers als opdrachtnemersrol. Inmiddels werk ik samen met de markt aan een plan van aanpak. Op basis daarvan wil ik toegroeien naar een vitale sector die de bouw en onderhoudsopgave van ons land kan vormgeven.

Hoe lastig die opgave ook lijkt: ik weet dat het kan. In ons land zie ik namelijk nu al iconen die getuigen van die duurzame innovaties en vernieuwende samenwerking.

De renovatie van de IJsselbruggen in de A12 vind ik een mooi voorbeeld van vernieuwend opdrachtgeverschap. Rijkswaterstaat gaat het renovatieproces opdelen in twee fasen. De prijs voor de onderdelen met de meeste risico’s bepalen we pas als we die risico’s goed kunnen inschatten. Daarnaast gaan we experimenteren met zogenoemde portfoliocontracten. Die bieden de sector kansen om te innoveren en de mogelijkheid om investeringen over meerdere projecten heen terug te verdienen.

De renovatie van de Wantijbrug tussen Papendrecht en Dordrecht vind ik een toonbeeld van het benutten van data en IT in ons werk. Deze brug krijgt als eerste het nieuwe ‘3B-Bouwblok’ ingebouwd. Het bouwblok maakt de brug slimmer en efficiënter te bedienen, te beheren en storingsvrij te houden. Met deze nieuwe software en hardware kan Rijkswaterstaat ook andere tunnels, sluizen en bruggen op een gestandaar diseerde manier klaar maken voor de toekomst.

Brug in de Markerwadden. (Beeld: Shutterstock)

 

En tenslotte kom ik uit bij de Afsluitdijk. Tot 2022 bouwen we dit 87-jarige waterveilig heidsicoon om tot een veilige, duurzame, slimme dijk. De dijk wordt het icoon van verjongen, vernieuwen en verduurzamen. Met een nieuwe bekleding van 75.000 betonnen reuzestenen, met nieuwe, krachtige spuisluizen, met een duurzame vismigratierivier en met technieken om energie op te wekken uit zeewater.

Eén ding aan de nieuwe Afsluitdijk blijft onveranderd. Op de plaats waar de dijk ooit werd gesloten, staat ook straks het standbeeld van de grote Cornelis Lely. Op de bronzen gedenkplaat onder dat monument prijkt de indringende spreuk: ‘Een volk dat leeft, bouwt aan zijn toekomst’.

Wat mij betreft is dat het motto dat ons ook in deze tijd drijft. Onder onze handen krijgt Nederland de komende decennia opnieuw vorm. Door samen te werken aan duurzame innovaties, die we met zorg inpassen in de leefomgeving van onze kinderen en kleinkinderen.

Ik wens de Grond-Weg- en Waterbouw een duurzame, uitdagende toekomst toe!   

Michèle Blom,

Directeur-generaal Rijkswaterstaat.

Hoe ziet de toekomst van het Nijmeegse stationsgebied eruit?

harriet
Lees het gehele artikel

In gesprek met wethouder Harriet Tiemens.

Harriët Tiemens is sinds mei 2014 wethouder bij de gemeente Nijmegen. Zij is verantwoordelijk voor Financiën, Duurzaamheid (Klimaat&Energie), Groen &Water en Mobiliteit. Tiemens studeerde HBO Milieukunde en later Bestuurskunde in Leiden. Daarna werkte zij als organisatieadviseur in de zakelijke dienstverlening en hielp bedrijven en overheden bij beleids- en organisatieontwikkeling. Ze werd in 1999 lid van GroenLinks en meteen actief in de partij. In 2002 werd ze raadslid in de gemeente Rheden. Van 2007 tot 2014 was ze hier wethouder.

‘Mobiliteitsknooppunten zijn katalysatoren voor stedelijke gebiedsontwikkeling.’

Stations zijn tegenwoordig niet meer alleen plekken waar je komt om te reizen. Juist de goede bereikbaarheid van stationsgebieden maakt dat deze plekken heel aantrekkelijk zijn voor allerlei functies. In de Nijmeegse stationsomgeving zien we op dit moment dan ook al veel marktpartijen die  hier vastgoed hebben gerealiseerd of dit binnenkort gaan doen. Het gaat daarbij om wonen, maar ook om plekken om te leren of te werken, winkel- en horecafuncties en hotelkamers. De afgelopen jaren is er vooral gebouwd aan de centrumzijde van het station.  De komende jaren zal ook flink geïnvesteerd gaan worden aan de westkant.

Hoe gaat de westkant van het station eruit zien?

Nijmegen is op dit moment nog het enige grotere station met maar één ingang. Dat gaat gelukkig veranderen! Nijmegen maakt als eindpunt van de lijn Schiphol Utrecht Nijmegen onderdeel uit van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer dat ProRail realiseert in opdracht van het Ministerie. Station Nijmegen krijgt er een perron bij en de perrontunnel wordt doorgetrokken naar de westkant van het station. Op deze manier kunnen we hier een volwaardige stationsingang maken, compleet met alle bijbehorende voorzieningen, zoals een fietsenstalling en een kiss&ride plek.

De nieuwe ingang zal er niet alleen voor zorgen dat het station veel makkelijker bereikbaar wordt voor de inwoners van Nijmegen-West; het zorgt er ook voor dat de westzijde – nu nog echt een achterkant- een hele aantrekkelijk locatie wordt voor vastgoedontwikkeling.  De eerste plannen voor de westzijde liggen er al. Het is de bedoeling dat pal naast de nieuwe ingang een congrescentrum komt, in combinatie met woningen en werkplekken en kleinschalige bedrijvigheid.

Wat betekenen deze ontwikkelingen voor het station?

We verdichten steeds meer in de stad en we zien dat de nieuwe generatie graag dicht bij het station woont. Die toenemende vraag naar woningen in de omgeving van het station trekt investeerders aan maar betekent ook dat je mobiliteitsknooppunten moet mee ontwikkelen.  Op dit moment is de ruimte in en rondom het station aan de krappe kant en ontstaan er logistieke problemen. Het is daarom belangrijk en in ieders belang om samen met andere partijen de ontwikkeling van het stationsgebied op te pakken.  Zo ontstaat er een wisselwerking en verbinden we gebiedsontwikkeling, mobiliteit en economie. Een goed functionerend stationsgebied is tenslotte niet alleen belangrijk vanuit mobiliteit, het is een belangrijke katalysator voor de stedelijke gebiedsontwikkeling.

Gemeente Nijmegen is de Official Host van het Nationaal Stationscongres dat op 30 januari plaatsvindt in de Vereeniging in Nijmegen. Ben je benieuwd naar de plannen voor de Nijmeegse stationsomgeving of ben je benieuwd naar wat de andere gemeenten in het gemeentendebat te bespreken hebben? Download hier de brochure van het Nationaal Stationscongres!

De toekomst van beton

foto-1-tu-delft-kopieren
Lees het gehele artikel

Samen met de staalindustrie veroorzaakt de betonproducerende sector zo’n 20 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. Een cijfer dat maar moeilijk te reduceren is. Enerzijds blijft de mondiale vraag naar beton groeiende, anderzijds resulteren lokale tekorten aan grondstoffen over de hele wereld in een toenemend aantal transportbewegingen. Het is een situatie die, op weg naar een verdere verduurzaming van producten én processen, schreeuwt om passende oplossingen. Prof.dr.ir. Klaas van Breugel, emeritus hoogleraar betonmodellering en materiaalgedrag aan de TU Delft, laat zijn licht schijnen over de materie.

Van Breugel, voormalig hoofd van de sectie Materials & Environment binnen de TU Delft, bezit een ruime kennis en kunde op het gebied van grond- en hulpstoffen voor beton. Hij signaleert binnen de sector een tweetal ontwikkelingen die actie vereisen. “Milieu-impact en schaarste zijn momenteel de belangrijkste steekwoorden die leidend zijn rondom de ontwikkelingen en onderzoeken aangaande alternatieve grond- en hulpstoffen voor beton. Behalve dat de betonproductie zélf al gepaard gaat met een vrij grote uitstoot van CO2 is er op plaatsen waar veel wordt gebouwd, waaronder China, India en het Midden-Oosten, een dreigend tekort aan geschikt zand. Dat moet dan van elders worden aangevoerd. Wanneer het gaat om een dergelijk bulkmateriaal is dat niet iets wat wenselijk is. Het leidt namelijk tot zeer hoge transportkosten én een verdere toename van de CO2-uitstoot. In Nederland zitten we wat grondstoffen betreft behoorlijk aan de goede kant. We beschikken in onze contreien nog over voldoende bruikbaar zand en grind. Bovendien wordt tijdens de betonproductie veelvuldig gebruik gemaakt van hoogovenslakken en vliegas als cementvervanger. Maar wat nu als er andersoortige staalproductieprocessen worden ontwikkeld of kolencentrales niet meer gewenst zijn? Dan zit je dus zonder die grondstoffen. Het is dan ook zaak op zoek te gaan naar geschikte alternatieven.”

De bouwcyclus. Buitenste cirkel: traditionele bouw. Binnenste cirkel: demonteerbaar bouwen. (Bron: Eigen materiaal K. van Breugel, 2017, 2018)

 

Stoppen met slepen

Die zoektocht naar duurzaam getinte oplossingen vindt volgens Van Breugel zowel in de praktijk als binnen uiteenlopende onderzoeksinstituten plaats. In Zwitserland bijvoorbeeld loopt momenteel een onderzoek waarbij de bruikbaarheid van klei als cementvervanger wordt onderzocht. Dit onderzoek wordt uitgevoerd met lokale ondernemingen in India, een land waar grote behoefte is aan bouwmaterialen en klei als lokale grondstof aanwezig is. “Het gaat er in beginsel om dat we het verslepen van bouwmaterialen zo veel mogelijk moeten beperken”, aldus Van Breugel. “Simpelweg omdat het transport daarvan erg milieubelastend is. Op dit moment is 40 procent van de huidige bewegingen op de weg bouwgerelateerd. Dat moet minder. En dat kan, onder meer door gebruik te maken van lokaal beschikbare grondstoffen.”

Een ander alternatief dat als betonvervanger op dit moment veelvuldig wordt bestudeerd, betreft de zogenaamde geopolymeren. “Dit uit hoogovenslakken of vliegas samen met een activator samengesteld materiaal levert een eindproduct op dat in grote lijnen vergelijkbaar is met beton”, doceert Van Breugel. “Bovendien heeft het een microstructuur die vergelijkbaar is met die van cementsteen. Dat maakt het tot een interessante component voor het vervaardigen van alternatieve bouwmaterialen.”

Winst voor milieu én portemonnee

Last but not least kan het circulair bouwen en het vergroten van de levensduur van een constructie volgens Van Breugel stevig bijdragen aan het duurzaamheidsstreven. “Hoe langer de levensduur is, des te minder het milieu wordt belast. Over de hele wereld vinden in dat kader op dit moment onderzoeken plaats, ook bij de TU Delft. Daarbij ligt de focus op de ontwikkeling van zelfherstellende materialen die leiden tot een langere gebruiksduur van gebouwen en een afname van de onderhoudskosten. Winst voor milieu én portemonnee.”   

SMT trekt meer dan 1200 geïnteresseerden naar Emmeloord en zet een stap naar de toekomst!

soma-college-kopieren
Lees het gehele artikel

Wat gaat de toekomst de grondverzetwereld bieden? Autonoom draaien, hybride techniek of volledig elektrisch? Wat doen grote merken als Volvo Construction Equipment en Sennebogen met dit vraagstuk, en hoe gaat SMT als importeur dealer hier mee om? Veel vraagstukken welke de revue passeerden tijdens het SMT event “the road ahead”. Gedurende 10 zonovergoten en warme dagen werden diverse doelgroepen uitgenodigd een kijkje te komen nemen in de toekomst. Klanten, relaties, dealers, studenten, machinisten en monteurs; iedereen was welkom in Emmeloord!

Zo mocht SMT tijdens het 2 weken durende event 1200 bezoekers ontvangen. Onze principalen Volvo en Sennebogen gaven diverse presentaties omtrent het thema toekomstmodellen, electromobility, autonoom draaien en de impact hiervan op klant en dealer. Ook konden bezoekers ervaren hoe het is om te werken met de allernieuwste technieken. Speciaal hiervoor was er een toekomst stand ingericht. Bezoekers konden met behulp van een “Microsoft holo lens” een Volvo CE machine virtueel en in 3d bekijken. Sennebogen had speciaal voor het event een virtuele game ontwikkeld waarbij personen met een 3d bril een machine konden besturen.

Dennis Bootsma

Jeugd heeft de toekomst!

Naast de mogelijkheid tot zelf draaien op ‘echte machines’ waren er ook 2 Volvo simulatoren beschikbaar waarbij men, naast veilig oefenen ook uitleg kreeg over productiviteit en zuinig draaien. Opmerkelijk te noemen is dat een jonge bezoeker van 13 jaar (zonder ervaring) vrijwel alle ervaren machinisten wist te verslaan door in 3 minuten tijd meer (virtuele) ton te laden met de laagste TCO (total cost of ownership). Ook hier blijkt maar weer, de jeugd heeft de toekomst! Daarom heeft SMT in samenwerking SOMA collega alle 2e jaars studenten monteurs uitgenodigd voor een masterclass. Een dagvullend programma waarbij de studenten kennis hebben gemaakt met ‘de monteur van de toekomst’.

Dennis Bootsma

Enthousiaste bezoekers genieten van machineshow

Voor het eerst in de geschiedenis introduceerde SMT een “monteurs dag”. De doelstelling was monteurs uit diverse sectoren op een laagdrempelige manier kennis te laten maken met onze sector. We hebben dan ook ruim 50 geïnteresseerde monteurs mogen verwelkomen op onze vestiging! Gedurende de klantendagen op donderdag 27 en vrijdag 28 juni hebben we ruim 450 relaties mogen ontvangen welke we naast het aanbod van activiteiten ook een heerlijke BBQ hebben kunnen aanbieden. Elke dag werd gesloten met een machineshow. Een compleet demoteam van 8 man had in de afgelopen maanden een choreografie met machines en muziek uitgedacht. Bezoekers reageerden dan ook positief en vol lof op deze knallende en spectaculaire show! De week werd op zaterdag 29 juni afgesloten met de inmiddels bekende machinistendag. Ruim 250 machinisten waren in alle vroegte afgereisd naar SMT om deel te kunnen nemen aan de landelijke finale van de Volvo Operators Club. Hierbij werden Danny Smits en Jelmer Bosman de gelukkige winnaars, zij mogen in oktober afreizen naar Volvo CE in Zweden.

SMT kijkt blij en enthousiast terug op “the road ahead” en bedankt alle bezoekers welke deze 10 dagen tot een groot succes hebben gemaakt!