Nederland werd in de laatste maanden van 2023 en de eerste weken van 2024 geteisterd door hoogwater op de rivieren, de meren en langs de kust. Zelfs de Maeslantkering sloot voor het eerst sinds de opening in 1997 automatisch zijn deuren. Desondanks hebben onze dijken het goed gehouden. Volgens Meindert Van, expert dijktechnologie bij Deltares, het resultaat van bijna duizend jaar kennis en ervaring en vooral: continu blijven verbeteren. Hij praat ons bij over de laatste ontwikkelingen en de toekomstige uitdagingen. Want, bestaat er zoiets als een dijk van de toekomst?
Deltares is een onafhankelijk kennisinstituut voor toegepast onderzoek op het gebied van water en ondergrond. “We zijn een stichting zonder winstoogmerk en in het leven geroepen om de kennisbasis voor water en ondergrond op orde te houden. Waterveiligheid is daar één aspect van”, zegt Meindert. “Met betrekking tot dijken doen we onderzoek in de volle breedte voor partijen als Rijkswaterstaat, waterschappen en het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Daarnaast gaan we geregeld op missie naar het buitenland om kennis te vergaren en te delen, zoals na de hevige overstromingen in New Orleans in 2005. Zelf ben ik bijvoorbeeld ook in China, Colombia en Bhutan geweest om dijkproblemen aan te pakken.”
De afgelopen periode van hoogwater stemt Meindert tevreden. “Wat je ziet in Nederland is dat we het hier best goed georganiseerd hebben. De primaire waterkeringen hebben zich qua sterkte uitstekend gehouden. Er is niets geks gebeurd. En het was toch best heftig, mede veroorzaakt door een samenloop van omstandigheden. We hadden te maken met een hoge waterstand op zee, want de Maeslantkering sluit pas bij een waterpeil van 3 meter boven NAP, in combinatie met flinke wind- en stormachtige situaties en het feit dat er in die maanden veel neerslag is gevallen. Dat zorgde ervoor dat ook de waterstanden in de rivieren opliepen, evenals het peil in het IJsselmeer en het Markermeer. Bij storm wordt het water één kant opgeduwd en gaat het meer als het ware ‘scheef staan’ waarbij de golven tegen de dijken aan beuken. Ondanks die belastingen hebben de dijken het overal goed gehouden. Ze zijn ontworpen op hogere waterstanden en nog hardere wind.”
Voor de primaire waterkeringen in ons land zijn de eisen voor veiligheid vastgelegd in de wet. Meindert: “De waterveiligheid van het secundaire systeem daarentegen is niet bij wet geregeld. Het is veel meer een systeem van polders, en gemalen. Een overstroming van een secundair systeem is veel minder ernstig dan van een primaire waterkering. Er is dan slechts sprake van lokale wateroverlast, waarbij geen grote aantallen slachtoffers vallen of een enorme ontwrichting van de economie ontstaat. Neemt niet weg dat het zeker vervelend kan zijn voor de betrokken burgers, maar het heeft geen gevolgen voor de algehele waterveiligheid.”
Het feit dat bij hoogwater de ‘schade’ in Nederland altijd wel meevalt in vergelijking met de schade in de door ons omringende landen, komt volgens Meindert omdat we veel hogere veiligheidseisen stellen aan onze dijken. “Het systeem is al eeuwenoud. Duizend jaar geleden werden hier de eerste waterschappen al opgericht. Al die tijd wordt het systeem onderhouden, opgehoogd en verbeterd. Zwakke schakels worden gevonden en geëlimineerd. Het is een continu proces. We hebben het internationaal gezien hier echt goed op orde. Dat moet ook wel, want het kan heel erg misgaan. In het buitenland wordt altijd gekeken naar hoe we in Nederland de waterveiligheid organiseren en financieren. Politiek gezien is er weinig discussie. Waterveiligheid zit in onze genen.”
Bij ruimtelijke keuzes is de wetgeving en politiek volgens Meindert steeds meer water en bodem sturend. “Hoe richten we Nederland in de toekomst in, zodanig dat water en bodem een goede plek hebben? Bij onderzoek naar waterveiligheid ligt de focus niet alleen op de dijk als lijntje langs de rivier, maar op het hele gebied rondom de rivieren. Ook het voorland, de uiterwaarden, de aangrenzende woningen en bedrijventerreinen moeten op een slimme manier worden ingericht zodat ze bijdragen aan de waterveiligheid. Kortom, een multifunctioneel gebruik van de ruimte. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de windmolens op de berm van de dijk langs de Eems-Dollard. Hier komen de aspecten waterkering en energietransitie samen.” ′
Vanuit het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt tot 2050 naar schatting ruim 2.000 kilometer aan dijken versterkt. “Vanuit de Innovatieversneller doen we voortdurend onderzoek naar hoe deze operatie sneller, goedkoper en met minder impact op de omgeving en het milieu uitgevoerd kan worden. Daar komen nieuwe technieken uit voort, zoals het gebruik van damwanden in de dijk, maar ook oplossingen met minder of geen impact op de CO2-uitstoot. In dat kader doen we ook onderzoek naar de impact van laagtemperatuur asfalt. Vanwege de klimaatdoelstellingen wordt het huidige Hot Mix-asfalt in de wegenbouw langzaam uitgefaseerd. Maar wat betekent dat voor het asfalt op de dijken? Kunnen we het laagtemperatuur asfalt gebruiken als waterbouwasfalt en hoe gedraagt het zich bij golven en extreme condities? Dit soort van ontwikkelingen zijn we druk mee.”
Ook de biodiversiteitsagenda heeft consequenties voor de dijken. Op verschillende manieren. “Positief is in ieder geval dat er steeds beter naar verschillende grasmengsels wordt gekeken”, vindt Meindert. “Dat zorgt voor meer bloemetjes en meer beestjes op de dijk. Een bloeiende dijk is niet alleen mooi, maar verbetert ook de biodiversiteit.” Over beestjes gesproken, een groeiende zorg voor de waterveiligheid is de uitdijende beverpopulatie. “De afgelopen tien jaar hebben we behoorlijk wat kennis opgedaan over hoe ze zich gedragen en wat het betekent voor de waterveiligheid. Bevers graven gangen van zomaar 10 meter of meer per dag. En juist op het moment dat je ze niet in de dijk wil hebben, gaan ze ernaartoe. Het is logisch gedrag. Ze leven in de uiterwaarden, maar bij hoogwater gaan ze richting de dijk. Ze beginnen een holletje net onder de hoogwaterlijn en graven tot het droog wordt. Het is best wel onzichtbaar wat ze aan het doen zijn. Hoe houd je dat onder controle en hoe raakt het de waterveiligheid? Op een gegeven moment wordt het een politiek vraagstuk. Tot hoever willen we gaan? Dat komt de komende jaren ongetwijfeld op de waterveiligheidsagenda.”
Een ander agendapunt is de versnelde klimaatverandering. “Duizend jaar geleden lag de Noordzee ongeveer 2 meter lager en 10.000 jaar geleden maar liefst 50 meter lager”, weet Meindert. “We ervaren nog steeds een zeespiegelstijging ten gevolge van de ijstijd van zo’n 20 centimeter per eeuw. Aan de andere kant hebben we te maken met een bodemdaling van 20 tot 30 centimeter per eeuw, omdat we de polders droogmalen. Dat maakt dat we elke eeuw sowieso 50 centimeter extra moeten keren. Daaroverheen komt nog het scenario van versnelde klimaatverandering. Het KNMI heeft net nieuwe scenario’s opgesteld. Op basis van die voorspelling kunnen we uitspraken doen over de te verwachte waterstand over 50 jaar of zelfs 200 jaar. Met dat soort scenario’s houden wij rekening in het onderzoek dat we doen naar toekomstige dijken en keringen. Tot welk moment blijft bijvoorbeeld de Maeslantkering nog functioneren? Of wat betekenen die scenario’s voor de huidige kuststrook? De stranddynamiek wordt nu onderhouden door zandsuppletie. Kunnen we dat volhouden als de zeespiegel versneld stijgt en wat zijn de kosten daarvan?”
Deltares zorgt ervoor dat alle kennis en informatie onder meer op het gebied van waterveiligheid gebundeld wordt, zodat op basis van de juiste informatie afgewogen beslissingen genomen kunnen worden. En die kennis wordt niet alleen uit eigen onderzoek verkregen. “We zien dat steeds meer landen last krijgen van overstromingen en als gevolg daarvan aan kennisontwikkeling doen”, merkt Meindert. “Amerika liep in de tijd van New Orleans echt achter qua kennisniveau, maar inmiddels is die achterstand wel ingehaald. Dat geldt ook voor Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Internationaal gezien is de kennis over dijken fors verbeterd ten opzichte van pakweg twintig jaar geleden. Destijds was Nederland dé referentie, maar andere landen vergaren ook steeds meer kennis en daar profiteren ook wij weer van.” Op de vraag naar hoe de dijk van de toekomst eruitziet, zegt Meindert: “Daar is geen eenduidig antwoord op te geven. We werken nu naar 2050, maar dat is niet het eindpunt. Het is een continu proces van upgraden en aanpassen, rekening houdend met klimaatscenario’s, de bodem die zakt en de zeespiegel die stijgt. Dat deden we de afgelopen duizend jaar al en blijven we de komende duizend jaar ook doen.”