Over het algemeen zien materieelfabrikanten de productieaantallen dalen ten opzichte van vorig jaar. Dat is voor het eerst in lange tijd, want ondanks corona – of misschien wel dankzij de pandemie – is er de laatste jaren meer gekocht en ook onderhandeld. Die rek lijkt er nu wel uit. Met name bij grote machines lopen de verkoopaantallen fors terug. Behalve met stijgende grondstoffenprijzen heeft dat ook met financiering te maken. Zodra de rentetarieven richting 9% gaan, wordt het een stuk minder aantrekkelijk om zo’n investering te financieren door te lenen of leasen. Onze business loopt nog aardig door, maar ook bij compact materieel wordt er merkbaar op de rem getrapt. De marges zijn in dit segment kleiner, zodat grotere volumes verkocht moeten worden om hetzelfde over te houden. Een groei van 15 tot 30% zit er nu even niet in. Het is zaak om te stabiliseren. Het is daarmee niet direct slecht, maar minder goed dan voorheen.
Als ik met een schuin oog naar de auto-industrie kijk, dan denk ik dat ook de machinebouwers zich schrap mogen zetten voor concurrentie uit China. Hoewel we ons er hard voor blijven maken om de maakindustrie in Nederland te behouden, kunnen we niet op tegen een uurloon van 5 euro dat daar betaald wordt. Ik juich het toe dat Europa een eerlijker speelveld wil creëren door importheffing in te voeren. Je zou zeggen dat Nederlanders chauvinistisch genoeg zijn om altijd te willen kiezen voor een Europese machinebouwer, maar de prijs geeft soms wel voor 95% de doorslag bij aankoop van een machine. Dat zie je niet alleen bij de minishovels maar ook met minigravers, waar Hitachi en Kubota – met fabrieken in Amsterdam en het Duitse Saarbrücken – moeten opboksen tegen de overproductie van enkele grote Chinese constructeurs. Uiteindelijk liggen er toch enkele offertes op tafel, op basis waarvan een klant de knoop moet doorhakken.
De kracht van Nederlandse ondernemers is nog altijd de innovatiedrang, daar mogen we niet op gaan bezuinigen. Tobroco-Giant zal altijd blijven vernieuwen, ook in tijden van ‘tegenspoed’. Alleen op die manier behouden we op technologisch gebied een voorsprong in de markt, waar klanten weer van profiteren. Innovatie en elektrificatie zijn belangrijke pijlers onder het succes van onze knikladers. Het streven is om binnen enkele jaren van elk model een emissievrije versie te lanceren. De strikte regels rond stikstof spelen ons wat dat betreft in de kaart, maar het lost onze problemen niet op. Door bezwaarmakers is een groot deel van alle projecten uitgesteld of stil komen te vallen. Dat betekent ook minder nieuwbouw en dus blijft de huizenmarkt in mineur, zeker voor starters. Als ik dan zie dat in Hongarije een zandpad naar onze nieuwe fabriek binnen zes maanden verandert in een asfaltweg, dan krab ik me wel even achter de oren. Het kán dus wel.
Het feit dat de extreme groei eruit is en we iets rustiger aan kunnen doen, vind ik persoonlijk niet erg. We lijken met z’n allen verslaafd geraakt aan groei met dubbele cijfers, terwijl het niet verkeerd is om even pas op de plaats te maken en meer aandacht te besteden aan het verbeteren van de kwaliteit en efficiëntie. Daar pluk je op langere termijn weer de vruchten van. We moeten er wel voor waken om in een negatieve spiraal te komen, zoals de fietsenbranche, waar fabrikanten bij bosjes omvallen. Om onze positie in de markt te behouden proberen we afspraken te maken met toeleveranciers om de prijzen voor komend jaar gelijk te houden. Het liefst voor 2 jaar, maar dat is lastig in tijden van inflatie en stijgende loonkosten. Aan de andere kant zijn de prijzen voor staal, olie en banden flink gedaald en alweer eventjes stabiel. Al met al zie ik de toekomst met vertrouwen tegemoet. Op dit moment zijn Nederland en Duitsland de sterkste markten in Europa.