Platform over civiele techniek, ondergrondse infra, energie, bouwmateriaal & bouwmachines
Hoe moeilijk kan het zijn?

Hoe moeilijk kan het zijn?

ProRail vindt dat alle Nederlanders zelfstandig moeten kunnen reizen, ook mensen met een functiebeperking. Daarom wil ProRail dat in 2030 alle stations voor iedereen toegankelijk zijn. De komende jaren wordt grootschalig onderhoud gecombineerd met maatregelen om obstakels voor een treinreis weg te nemen. ProRail heeft hiervoor een raamovereenkomst opgesteld en de sector Spoor van Iv-Infra maakt hier deel van uit. De komende jaren zullen vanuit deze raamovereenkomst tientallen perronvernieuwingen uitgevoerd worden.

Perronvernieuwing

Bij grootschalig onderhoud, in de vorm van perronvernieuwing, wordt onder andere gedacht aan het stellen van keerwanden en de bestrating van het perron. De reactie ‘hoe moeilijk kan dat zijn?’ hebben we dan ook al vaker gehoord. Dat er wel wat meer bij komt kijken, leggen we graag uit.

Er zijn 404 stations in Nederland en daarnaast zijn er enkele stations die alleen worden gebruikt voor speciale gelegenheden,  zoals station Rotterdam Stadion. Om zelfstandig te kunnen reizen moeten er diverse maatregelen genomen worden, zoals gelijkvloerse perrons en trapleuningen met braille-informatie. Ook moeten stationsvoorzieningen, zoals toiletten, door iedereen veilig en zelfstandig gebruikt kunnen worden. Er zijn twee maatregelen, die worden meegenomen tijdens de perronvernieuwingen, die eruit springen. Ten eerste het realiseren van een drempelloze in- en uitstap van de trein: de P76 norm. Deze norm houdt onder andere in dat perrons 76 centimeter hoog moeten zijn. De tweede maatregel is het toegankelijk maken van perrons door middel van hellingbanen. Tijdens de perronvernieuwingen worden ook andere maatregelen meegenomen, zoals het vernieuwen en/of aanbrengen van de ribbelige geleidelijnen, veiligheids- en perronrandmarkeringen, outillage, omroepinstallaties en verlichting. Alle maatregelen hebben hun eigen voorschriften met bijbehorende eisen. Dit vergt een goede voorbereiding en een goed ontwerp. Een integraal ontwerp is hierbij van belang vanwege de raakvlakken tussen de verschillende systemen. 

Jargon en certificering

Net als binnen diverse andere branches is er bij werken rondom en aan het spoor sprake van jargon, afkorting van begrippen, bedrijfsvoorschriften, productspecificaties, certificeringen en noem maar op. Als erkend ingenieursbureau heeft Iv-Infra toegang tot de RailinfraCatalogus van ProRail waar honderden van deze bedrijfsvoorschriften en productspecificaties beschreven staan. Voordat het ontwerp gemaakt wordt, moeten alle relevante voorschriften en eisen in beeld worden gebracht. Ook om verificatie en validatie toe te kunnen passen. 

Ontwerpvoorschrift

In ‘OVS00067 Ontwerpvoorschrift perrons’ staat beschreven dat een perron kan worden gebouwd als op zichzelf staand bouwwerk of geïntegreerd in een kunstwerk. Voorbeelden van perrons die zijn geïntegreerd in een kunstwerk zijn onder andere het spoorviaduct van station Voorburg, station Best in spoortunnel Best en station Barendrecht in de bovengrondse tunnel (Kap van Barendrecht).

Perrons hebben een verdiepte, verhoogde of gelijke ligging met de omgeving. De opbouw van een perron is afhankelijk van de locatie en vooral van de stabiliteit van de ondergrond. Meestal zijn ze gebouwd als zandperron. Dat wil zeggen dat een perron over de volledige lengte en kopse einden is opgebouwd uit betonnen keerwanden. Ze zijn gevuld met zand en de vloer is afgewerkt met betontegels en/of betonnen vloerelementen. Bij een zettingsgevoelige locatie is een perronconstructie opgebouwd met lichte materialen, zoals EPS (piepschuim). De raamovereenkomst geldt hoofdzakelijk voor grootschalig onderhoud aan zandperrons, die zijn omsloten met de betonnen perronkeerwanden.

Perronkeerwanden

Voor het zetten van perronkeerwanden is het van belang de huidige situatie van het spoor, perron en eventuele dwangpunten inzichtelijk te krijgen. Daarom worden deze gescand volgens RLN00296. Op basis van de inmeting wordt gekeken naar optimalisatie van het alignement. Een alignement is een op basis van eisen uit OVS00056-4.1 bepaalde wiskundige beschrijving van de theoretische ligging van het spoor. De werkelijke ligging wijkt hier vrijwel altijd van af. Afhankelijk van de status van een alignement zijn er verschillende alignementen die als basis kunnen dienen voor de perronhoogte en -afstand, namelijk PVS-tracé, doeltracé, nul-tracé, projectdoeltracé en een verbeterd nul-tracé

Indien de draagkracht van de bestaande ondergrond goed is, worden de perronkeerwanden gesteld op een laag van 20 centimeter gestabiliseerd zand. Het uitzetten van de perronkeerwanden wordt gedaan op basis van de perronhoogte en –afstand. De perronhoogte is de hoogte van de perronrand: nominaal 760 mm +BS (bovenkant spoorstaaf). De perronafstand is de afstand van nominaal 1700 mm tussen de perronrand en het hart van het spoor. Bij perronsporen in een boog moet rekening worden gehouden met de nominale perronafstand tussen het hart van het spoor en de rand van het perron, deze moet worden vermeerderd of verminderd met een breedtetoeslag. Deze toeslag is afhankelijk van de verkanting van het perronspoor. De perronafstand moet worden vermeerderd of verminderd wanneer het perron respectievelijk aan de binnenzijde of aan de buitenzijde van de boog is gesitueerd.

Oudere perrons

Bij oudere perrons staan perronkeerwanden vaak direct op de onderliggende zand- of grondlaag. Oudere perrons kunnen ook uit gemetselde keerwanden bestaan. Deze beginnen onderaan breed en lopen trapsgewijs naar boven. De bovenkant is afgewerkt met een afdeksloof of een gemetselde rollaag. Om de exacte opbouw van de gemetselde keerwand te bepalen dienen oude tekeningen te worden bekeken. Als dit niet de benodigde informatie oplevert, moet voorafgaand aan een buitendienststelling de gemetselde keerwand vrijgegraven worden. Een perron kan ook een monumentale status hebben. In dat geval moeten de mogelijkheden afgestemd worden met ProRail, Monumentenzorg en het bevoegd gezag.

Hellingbanen

Op een station zonder liften dienen hellingbanen te zijn. De perronvernieuwingen worden gecombineerd met het plaatsen, vernieuwen en aanpassen van hellingbanen volgens de huidige regelgeving. Een hellingbaan dient een helling te hebben van 1:20 of flauwer, met een rustplateau van minimaal 1,5 meter. De breedte van een hellingbaan moet minimaal 1,2 meter zijn en aan beide zijden worden voorzien van een dubbele buisleuning. Bij het aanpassen van een hellingbaan kan de perronindeling en/of perronlengte veranderen. Dit kan tot gevolg hebben dat treinlengteborden wellicht verplaatst moeten worden.

Buitendienststelling

De meeste werkzaamheden moeten volgens het Normenkader Veilig Werken in een buitendienststelling worden uitgevoerd. Door de relatief smalle perrons betekent dit dat de gehele perronvernieuwing in een buitendienststelling moeten worden uitgevoerd. De reizigers hebben hierdoor weinig overlast van de werkzaamheden. Om de impact voor de reizigers zo klein mogelijk te houden duren de buitendienststellingen meestal (maar) een weekend. Dit vraagt een gedetailleerde planning en logistiek plan. Er mag niks tegenzitten in zo’n weekend.

Kortom: het werk zelf, het stellen van keerwanden en vervangen van perronbestrating, is misschien niet zo moeilijk, maar het werk vooraf…daar zit de uitdaging in!

"*" geeft vereiste velden aan

Stuur ons een bericht

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.