De GWW-sector is enorm in beweging. We hebben de crisis definitief achter ons gelaten. Overal in het land gonst het van de bouwactiviteit. Maar wie tot over zijn oren het werk zit, neemt nogal eens te weinig tijd om vooruit te kijken. En juist dat is in deze tijd hard nodig. Er doen zich in ons land namelijk vele ontwikkelingen voor die vragen om bezinning.
Kijk alleen maar naar de klimaatverandering. Het weer wordt grilliger. 2018 was daarvan het overtuigende bewijs. Begin januari hebben we voor het eerst al onze vijf stormvloedkeringen keringen tegelijk moeten sluiten. Na een voorjaar met extreem hoogwater op de rivieren volgde een zomer die de droogste was in de recente geschiedenis.
We ontkomen er dus niet aan ons land klimaatbestendig en waterproof te maken. Alleen al tot 2028 moeten meer dan 1100 kilometer aan dijken en 256 sluizen en gemalen worden versterkt. En we willen het IJsselmeer snel omturnen in een duurzaam zoetwaterreservoir.
Maar het klimaat is niet de enige uitdaging waarvoor we de komende decennia staan. Het instorten van de brug in Genua heeft het belang van goed onderhoud nog eens onderstreept. De komende decennia hebben honderden bruggen, viaducten, sluizen en stuwen een grondige opknapbeurt nodig. Daarmee staan we in dit land voor de grootste onderhoudsopgave in onze geschiedenis.
Daar komt nog bij dat de mobiliteit sinds de crisis weer enorm toeneemt. Om onze nationale transporteconomie te beschermen, is tot 2032 nog minstens 1.000 kilometer aan extra asfalt nodig.
Werk te over, dus. Nederland moet ingrijpend op de schop. Maar wie zich verdiept in de uitvoering daarvan, ziet ook de dilemma’s. We zullen de komende decennia werkelijk overal in het land aan het werk zijn. Hoe voorkomen we dat Nederland vast komt te staan?
Hoe gaan we om met hinder, storingen en gevaarlijke situaties? En hoe bemensen we al die projecten?
Bovendien hebben we dringender dan ooit behoefte aan duurzame innovaties. De infrastructuur waaraan we werken moet immers functioneren in de wereld van morgen. Hoe maken we onze wegen nu al geschikt voor zelfrijdende auto’s en slimme mobiliteit? Hoe komen we in 2030 tot een klimaat neutrale infrastructuur en tot maximaal hergebruik van materialen?
We worstelen met vele vragen. Maar duidelijk is wel dat de opgave voor onze sector veelomvattend, urgent en ingewikkeld is. Die vraagstukken zijn niet op te lossen op de oude vertrouwde manier. De innovatiegraad in onze bouwsector land moet echt snel omhoog.
Daarom wil ik samen met de sector de belangrijkste vraagstukken bij de kop pakken. We moeten ons buigen over de ontwikkelingen die ons werk tot 2030 gaan domineren en afspraken maken over hoe we het samen anders gaan doen.
Daarmee doel ik niet alleen op onze productie- en innovatieopgave. Ook ons opdrachtgever-opdrachtnemerschap hoort op tafel. We zullen samen op moeten trekken. Elkaar willen ontzorgen en beschermen. Innoveren en experimenteren gaat immers altijd gepaard met aanloopproblemen en kinderziektes. Die risico’s willen we niet eenzijdig neerleggen bij de markt.
De uitdaging is te komen tot een rendement dat gezond is voor de samenleving, voor de sector en de aandeel¬houders. Als er een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid op je schouders ligt, mag daar een eerlijke beloning tegenover staan. Ik maak me sterk voor afspraken en contracten die fair zijn, die prikkelen tot innovatie en efficiency en die de faalkosten verminderen. Daar wil ik in het komende jaar met de GWW-sector in gesprek.
We kunnen niet te lang wachten. Tussen de tekentafel en de oplevering van een project gaapt al snel een periode van tien jaar. Daarom is het motto van Rijkswaterstaat: ‘De toekomst start nu!’. Laten we nu al nadenken over een klimaatbestendig, duurzaam ingericht land. Met een robuuste, toekomstfitte infrastructuur. En een innovatieve, concurrerende en florerende GWW-sector!